Op de achterbank, op weg naar een uit-wedstrijd van korfbal, waren Margreet haar oren gespitst.
De ouders van Kato zeiden allemaal zinnen tegen elkaar. Allemaal woorden. Het leek wel alsof er in elke zin een pakketje van woorden werd gegeven aan elkaar. Zo van: alsjeblieft, hier heb je een boodschap. Wat vind je ervan? En dat degene achter het stuur, de vader van Kato, het pakketje leuk vond en daarop een pakketje met een zin, met allemaal woorden, teruggaf aan de moeder van Kato.
“Zo praten grote mensen met elkaar, Margreet.” zei Kato tegen Margreet, ze zei ook nog: “Dat noemen ze met een moeilijk woord: een gesprek.”